‘Je hand trilt, heb je het koud?’ vraag ik aan hem terwijl hij de pen overhandigt, waarmee ik mijn donatie – op 1,5 meter afstand – schriftelijk bevestig. ‘Oh nee, ik heb al tien jaar trillende handen,’ antwoordt hij vriendelijk. Direct heb ik spijt van mijn vraag en denk bij mezelf: waar bemoei ik me mee? Hij zegt: ‘Oh, dit hoor ik vaker hoor en ik ben wel wat gewend. Dit is niets in vergelijking tot de vragen die ik krijg. Regelmatig krijg ik doodsbedreigingen. Ik schud mijn hoofd vanuit de opening van de voordeur van ons huis en herhaal vragend: ‘doodsbedreigingen?’ Hij zegt: ‘Mensen die denken dat ik een oplichter ben, dat ik er met hun geld vandoor ga. Eens in de twee weken rijdt er een politiebusje door de wijk waar we aan het werk zijn. Dan houden ze ons staande, omdat ze gebeld zijn door een buurtbewoner. Na een kort gesprek rijden ze evengoed weer weg.
Ik schrik ervan
Dit is blijkbaar de realiteit voor deze collectant en ik schrik ervan. Hij zamelt geld in voor het coronanoodfonds van Wilde Ganzen. Ik kan vanuit mijn micro-kosmos in Holten onvoldoende bevatten wat er wereldwijd aan de hand is. Leed: zichtbaar én onzichtbaar. Maar een ding weet ik heel, heel zeker. De impact van corona is groot. Deze pandemie zet alles op scherp. Mensen, systemen en opvattingen.
Ding dong: niet nu!
En heel eerlijk, toen ik de deurbel hoorde dacht ik ook: ah nee, niet nu. Mijn huis is mijn veilige haven. Mijn baken van rust. Mijn nest, waar ik me als moedervogel samen met mijn eega (we zijn niet getrouwd, maar we hebben wel drie kinderen, dus ik gebruik het woord lekker toch) over mijn jongen ontferm. Als de bel gaat, loop ik negen van de tien keer naar de voordeur met mijn schort om en een pollepel in de hand. Hoe storend ik het ook vaak vind, ik blijf de voordeur open doen.
Tekst: Kristel Veltkamp
Beeld: Pixabay
Geef een antwoord